
Het zomerse weer lokt veel Nederlanders naar recreatieplassen. Maar blauwalgen, die vaak in grote hoeveelheden voorkomen, kunnen roet in het eten gooien. Deze bacterie kan serieuze gezondheidsklachten veroorzaken en maakt zwemmen soms onmogelijk. Wat zijn de gevolgen van blauwalg, en wat heeft klimaatverandering ermee te maken?
Blauwalg: een dubbelzijdig zwaard
Blauwalg is een natuurlijk onderdeel van ons oppervlaktewater, maar de problemen beginnen als deze bacterie in grote aantallen voorkomt. In dergelijke hoeveelheden kunnen blauwalgen giftige stoffen produceren, waardoor mensen en dieren gezondheidsproblemen kunnen krijgen bij contact met het water. Vooral bij hoge concentraties blauwalg wordt het risico groter en wordt vaak een negatief zwemadvies gegeven. Het gebruik van vervuild water als drinkwater kan ook problematisch zijn, omdat normale zuiveringstechnieken de gifstoffen niet kunnen neutraliseren. In sommige minder bedeelde landen ontbreken betere technieken waardoor de problematiek van blauwalg extra benadrukt wordt.
De gevolgen van blauwalgbesmetting
De blauwalg is niet zo onschuldig als het lijkt. Een besmetting met blauwalg kan verschillende gezondheidsklachten veroorzaken, variërend van huidirritaties en maag-darmproblemen tot leverschade. De ernst en aard van de klachten zijn afhankelijk van de hoeveelheid en de soort blauwalg. Sommige soorten kunnen zelfs verlammingsverschijnselen veroorzaken. Bovendien zijn kinderen gevoeliger voor de effecten van blauwalg dan volwassenen. Ook honden lopen risico; er zijn gevallen bekend van honden die zijn overleden na het zwemmen in water met een hoge concentratie blauwalg of na het eten van aangespoelde blauwalg.
Het herkennen van blauwalg kan wat lastig zijn, aangezien blauwalgen zelf met het blote oog niet zichtbaar zijn. Deze bacteriën zijn namelijk uiterst klein en zijn alleen zichtbaar in grote hoeveelheden, waar ze het water een groene of bruine kleur kunnen geven, met een soort 'verfachtige' laag op het oppervlak. Het water wordt niet per se blauw, zoals de naam doet vermoeden. Dat gebeurt pas als de blauwalg afsterft en het pigment cyaanblauw vrijkomt. Voor de herkenning van blauwalg bestaat ook een app, Bloomin' Algae, waar mensen vermoedelijke blauwalgen kunnen uploaden.
Blauwalgen smullen van stikstof en fosfaat
Blauwalgen zijn gek op voedselrijk water, en dat gaat verder dan alleen lozingen vanuit de landbouw. Alle stoffen die stikstof of fosfaat bevatten, kunnen fungeren als voedselbron voor blauwalgen. Dit betekent dat hondenpoep, vogelpoep, vuil dat van daken afspoelt, rioolwater en zelfs industriële lozingen allemaal potentiële voedingsbronnen zijn. Blauwalgen floreren in water met veel van deze 'voedselstoffen' en dat maakt het probleem extra complex. Ze komen echter niet voor in zwembadwater, omdat het chloor dat aan dit water wordt toegevoegd giftig is voor blauwalgen.
Hoewel we blauwalg vaak zien als een ongewenste gast, speelt het in principe een positieve rol in het ecosysteem. Sommige soorten blauwalg kunnen namelijk stikstof en andere voedingsstoffen terugbrengen in de kringloop. Dit maakt blauwalgen een belangrijk onderdeel van het ecosysteem. Maar als ze zich massaal ontwikkelen, kan dit nadelig zijn voor andere waterdieren. Blauwalgen zijn te groot, slijmerig en giftig voor watervlooien om te eten, wat het natuurlijke voedselketen kan verstoren.
Klimaatverandering voedt blauwalgengroei
Blauwalgen hebben een seizoensgebonden dynamiek en komen vaker voor in de warmere zomermaanden. Echter, klimaatverandering kan deze cyclus versterken. De verwarming op zich is niet het grootste probleem. De grotere invloed van klimaatverandering op de toename van blauwalg komt door veranderingen in onze neerslagpatronen. Wanneer het klimaat meer extreme regenval veroorzaakt, spoelen meer voedingsstoffen uit de bodem in het oppervlaktewater, wat blauwalgen voedt. Dit veranderende neerslagpatroon moeten we volgens ecoloog Lurling niet onderschatten.
Voorkomen en verminderen van blauwalg: een gezamenlijke inspanning
Het voorkomen en verminderen van blauwalg is geen gemakkelijke taak. Het vereist een gecoördineerde inspanning om te voorkomen dat er te veel nieuwe voedingsstoffen in het oppervlaktewater terechtkomen en om de hoeveelheid bestaande voedingsstoffen in het water te verminderen. Voor de kwaliteit van het binnenlandse water zijn de waterschappen verantwoordelijk, terwijl Rijkswaterstaat verantwoordelijk is voor de Rijkswateren. Een passende aanpak kan per waterplek verschillen, en kan variëren van het verminderen van bepaalde lozingen tot het omleggen van een sloot of beek.